DE
GELDVRIJE SAMENLEVING door Thomas
Dijkman
Uiteindelijk moet je niets als vaste
waarheid aannemen. Iets zomaar aannemen is gevaarlijk. Als je iets wilt weten
moet je het zelf onderzoeken en onderscheiden wat waar is en wat niet.
Hoofdstuk 3 Achteruitgang in het
Kapitalisme
Hoofdstuk 4 Technologie en
Wetenschap
Hoofdstuk 5 Transitie naar de GeldVrije
Samenleving
Hoofdstuk 6 Voorbeelden van Technologische
Oplossingen
Hoofdstuk 7 Bestuur van de GVS
De
natuurlijke neiging van de mensheid is om te evolueren naar een verlichte
staat-van -zijn. Er zijn een aantal machtsfactoren(illuminati) die de mensheid
willen laten evolueren tot een minder verlichte staat-van-zijn. Door middel van
media proberen de machthebbers onze visie van het einddoel van de samenleving te
beïnvloeden zodat de individuen zich onderdanig, volgzaam en vol tomeloze
arbeidsvrucht zich koning van de vrijheid wanen terwijl men in werkelijkheid
geknecht door verlangens naar onbevredigende materiële schitteringen moet
zwoegen, in de file staan of volgepropt moet staan in een forensentrein om zich
als werkvee te laten verplaatsen.
“…dat men de slavernij niet op kan heffen zonder de stoommachine, de mule
en de spinning-jenny, de lijfeigenschap niet zonder een verbetering van de landbouw,
en dat in het algemeen de mensen niet kunnen worden bevrijd
zolang zij niet in staat zijn zichzelf in voldoende kwaliteit en
kwantiteit eten en drinken, behuizing en kleding te verschaffen.
":Quote van Marx, De Duitse Ideologie.
“De
droom van Aristoteles is onze werkelijkheid. Onze machines met hun adem van
vuur, hun onvermoeibare ledematen van staal, hun wonderdadige, onuitputtelijke
vruchtbaarheid, volbrengen gedwee en uit zich zelf hun heilige arbeid. En toch
blijft het vernuft van de grote filosofen van het kapitalisme beheerst door het
vooroordeel van de loonarbeid, de ergste vorm van slavernij. Zij begrijpen nog
niet dat de machine de verlosser is der mensheid, de God die de mens zal
loskopen van de ‘sordidae artes’ en van de loonarbeid, de God die hem ledige
uren zal schenken en de vrijheid.”, Quote van Paul Lafargue, Recht op
Luiheid.
Epiloog
Heel ver weg in de toekomst zal er een jongen zijn van een jaar of 5 die speelt onder een appelboom en graaft in de aarde. Daar vindt hij een muntje. Omdat hij zichzelf heeft leren lezen kan hij de letters op de munt ontcijferen. '1 Cent' staat er op. Hij loopt naar zijn leraar en vraagt wat een cent is. Zijn leraar zegt dat het geld is. Dan vraagt hij: 'wat is geld?' De leraar antwoordt dat dit moeilijk uit te leggen is. Snel overweegt hij wat hij zal zeggen. Gedachten schieten door zijn hoofd. Is deze jongen niet te jong om dit uit te leggen? De meeste mensen leren tot hun 12e niets over geld en hebben er vaak nog nooit van gehoord. Toch zou het niet goed zijn een antwoord te onthouden; elke vraag is het antwoorden waard. Hij heeft er zelf veel over gelezen want het is eigenlijk best interessante materie. Hij zal antwoorden: 'Geld is het tegenovergestelde van liefde. Wij gebruiken geen geld. Maar vroeger gebruikten de mensen wel geld. Vroeger was er te weinig liefde op aarde. Men deed haast niets voor elkaar uit liefde. Vrijwel alles gebeurde met de voorwaarde dat men er geld voor terug kreeg. Men deed alleen iets in ruil voor geld. Om dat systeem in stand te houden had men ingewikkelde regels bedacht. Een appel bijvoorbeeld, zoals hij hier nu aan de boom hangt en geplukt kan worden was er niet. Er waren wel hier en daar gebouwen waar de appels lagen uitgestald maar die mocht je niet zomaar meenemen, alleen in ruil voor geld wat men had verdiend door te werken kon men een appel kopen. Andere mensen hadden duizenden appelbomen. De appels die aan de bomen groeiden werden geplukt door mensen die wekenlang niets anders deden dan appels plukken. Dat was dus heel vervelend en eentonig werk. Andere mensen deden niets anders dan appels in kisten stoppen. Deze kisten werden met benzineauto’s over de weg vervoerd en uiteindelijk in speciale gebouwen neergelegd. Wie de appel wou meenemen had muntjes nodig, waar je nu één van gevonden hebt. Maar mensen vonden vroeger geen muntjes. Ze moesten vervelende werkzaamheden doen waarvoor ze geld kregen. Sommigen moesten met spullen sjouwen, anderen moesten voertuigen besturen en dingen vervoeren. Enkele mensen waren de baas waar iedereen naar luisterde. Heel vroeger was de techniek op een erg laag niveau. Men had al wel veel dingen uitgevonden, maar hielden die geheim voor elkaar. Omdat er zulke grote geheimen bestonden, konden mensen die de baas speelden doorgaan met mensen vertellen dat ze hard moesten werken. Het klinkt heel raar, maar vroeger waren de mensen niet aardig voor elkaar. De ene had heel veel spullen en apparaten en veel eten en een enorm groot huis, een paleis kun je beter zeggen. En de ander had een klein huisje en heel weinig spullen en soms alleen kapotte kleren. De mensen van toen wisten niet beter dan dat je met geld kon leven. Ze dachten dat het gewoon was dat de ene veel spullen had en de ander weinig. Ze wisten niet dat je met liefde alle spullen en eten veel beter kunt verdelen tussen mensen.'